Van de ene op de andere dag weet je het: de lente hangt in de lucht. Dat heeft te maken met het veranderende licht, met de eerste zonnestralen én met geuren die je al lange tijd niet meer had geroken, maar die je meteen weer herkent. Want lente in de tuin is onlosmakelijk verbonden met de geur van bepaalde vaste planten en heesters.
Dit zijn de klassieke heesters:
- De sering, voor en na de bloei een eerder onopvallende struik of boom, weet in april en mei alle neuzen te bekoren. Het is de doodgewone soort Syringa vulgaris die het lekkerst en sterkst ruikt. De cultivars – er zijn er honderden – ruiken meestal ook heerlijk, maar kunnen toch niet met het origineel wedijveren. Andere soorten, zoals Syringa hyacinthaflora, Syringa microphylla of Syringa pubescens bloeien vaak langer of rijker, en hebben soms een mooiere vorm, maar boeten dan – een klein beetje – aan geur in.
- Nog zo’n geurkampioen: de blauweregen, of toch Wisteria sinensis. Wisteria floribunda geurt heel wat minder. Overweeg je een blauwe regen in je tuin aan te planten, koop dan bij voorkeur de Wisteria sinensis, en koop ‘m in bloei. Een blauweregen doet er namelijk soms jaren over om te bloeien. Met een bloeiend exemplaar kun je die periode van wachten op geur en kleur alvast overslaan.
- En dan, veel kleiner, maar qua geur onovertroffen: de meiklokjes, ook wel lelietjes-van-dalen genoemd. Beide Nederlandse namen bevatten elk een stukje van de Latijnse naam Convallaria majalis. Convallaria betekent ‘uit diepe dalen’ en majalis ‘in mei’. Geef het meiklokje een half beschaduwde plek in voedzame, niet te droge grond. Daar zal het zich elk jaar uitbreiden. Opgelet: alle delen van dit lieflijk ogende bloempje zijn giftig!
Deze minder bekende heesters ruiken ook heerlijk:
- De schijnaugurk (Akebia quinata) is een snel groeiende klimplant die in april-mei bloeit met trossen paarse klokvormige bloempjes die een lichtjes kruidige geur verspreiden. Na de bloei, en als er verschillende planten in elkaars buurt staan, volgen grote vruchten die op augurken lijken en ook eetbaar zijn.
- Van de glansmispel (Choisya ternata) geuren zowel de witte bloempjes als het glanzende, wintergroene blad. De bloempjes naar oranjebloesem, het blad lichtjes kruidig. Wil je deze zonneklopper in je tuin, dan moet je ‘m wel een beschutte plek kunnen bieden. Anders overleeft hij een strenge winter niet.
- De lampenpoetserstruik (Fothergilla major) is een bladverliezende middelgrote struik. Ze heeft niet alleen mooi blad – bovenaan donkergroen, onderaan blauwgrijs en met fraaie herfstkleur – maar draagt in maart-april ook geurige witte bloemen die op ronde borsteltjes lijken. De lampenpoetserstruik houdt van een plek in volle zon of halfschaduw, en zure, vochtige grond.